Burgemeesters for president?

1 januari 2015

Mirjam de Rijk

Nationale regeringen maken er een potje van, weinig praktisch als ze zijn. Geef burgemeesters en steden meer te zeggen en de wereld staat er een stuk beter voor. Sinds de Amerikaanse politicoloog Benjamin Barber zijn ‘If mayors ruled the world’ (2013) schreef, is er sprake van een heuse burgemeestersbeweging. Onlangs richtten 70 van deze burgemeesters uit de wereld hun eigen parlement op, met niemand minder dan Jozias van Aartsen als voorzitter. Een interessant fenomeen trouwens: een parlement dat voor een deel bestaat uit mensen die nooit gekozen zijn, zoals de door de kroon benoemde Van Aartsen. Maar dat terzijde.

De burgemeestersbeweging sluit gevoelsmatig aan bij de ‘wij doen het zelf’-initiatieven, de doe-democratie. Beide zijn vaak ontstaan uit teleurstelling in de nationale politiek en uit de wil om iets te doén. Van de landelijk maakbare samenleving naar de lokaal maakbare samenleving. En zeg nou zelf, er is niets mooier dan mensen die ergens hun schouders onder willen zetten, yes we can.

En toch, toch wringt er iets.

Zolang Barber en zijn volgelingen het hebben over de opvang van illegalen, waar burgemeesters vaak pragmatischer en menselijker mee omgaan dan de minister van Justitie (illegalen zijn er nu eenmaal, dus zorg je minstens voor bed, bad, brood en buren), kan ik hen alleen maar gelijk geven. Lastiger wordt het wanneer het bijvoorbeeld gaat over het klimaatprobleem. Veel aanhangers van de steden-redden-de-wereld-beweging geloven oprecht dat het de steden zijn die het klimaatprobleem zullen oplossen: ‘kijk eens naar onze zonnepanelen, elektrische laadpalen, ons CO2-neutrale festival’. Dat zou geweldig zijn, maar gaat voorbij aan de ongekende veranderingen die nodig zijn om klimaatverandering tegen te gaan. Of neem het beteugelen van belastingontwijking: niet echt iets dat je als steden even oplost. En zo zijn er nog tal van kwesties te noemen.

Het is geweldig dat steden, hun burgemeesters voorop, de wereld bestormen. Maar waarom meteen roepen dat ze het veel beter kunnen dan anderen en het wel even zullen fiksen? Dat is trouwens een euvel waar meer bestuurslagen aan lijden: de neiging om de eigen bestuurslaag als panacee te zien, om te denken dat juist díe bestuurslaag alles op kan lossen, mits ze meer te zeggen krijgen.

Bij de meeste grote kwesties zijn initiatieven en beslissingen op verschillende niveaus nodig, aanvullend aan elkaar. Dat is niet super sexy, maar wel het meest productief. Of het nou over de vluchtelingen, klimaatverandering of een eerlijke verdeling van welvaart gaat: we hebben burgemeesters nodig, maar evenzeer nationale parlementen, maatschappelijke organisaties, internationale afspraken. Aan het werk!

Column voor de Bestuursacademie