Eerlijker kunnen we het wel maken

8 september 2018

Mirjam de Rijk

(Lezing gehouden bij symposium van Tax Justice en vakbond FNV, 8 september 2018)

Beste aanwezigen, Ik begin positief. Want het voorstel voor afschaffing van de dividendbelasting heeft ook wat goeds opgeleverd:

  • Belastingen maken eindelijk weer echt deel uit van het publieke debat.
  • Het wemelt opeens van de ideeën over hoe je die 1,8 miljard beter zou kunnen besteden, aan de publieke sector. Opeens is helder dat er een relatie is tussen belastingopbrengsten en de kwaliteit van de publieke sector.
  • En voor een breder publiek is steeds helderder dat er een verschil is tussen de belangen van (een paar) multinationals enerzijds en het overgrote deel van de rest van het bedrijfsleven anderzijds. Want ook heel veel bedrijven zien de afschaffing van de dividendbelasting niet zitten.

Tel je zegeningen.

Waarom is het fijn dat het in het publieke debat de laatste tijd zoveel over belastingen gaat? Omdat belastingpolitiek ‘key’ is voor een sociale agenda:

  1. Het bepaalt hoeveel geld er is voor de publieke zaak. (En daarmee ook voor de andere kant van diezelfde medaille: hoeveel ruimte krijgt de markt om op te rukken.)
  2. Het gaat jaarlijks om zo’n 173 miljard euro, geen klein bier, en dan maakt het nogal uit bij wie dat geld gehaald wordt. Overigens, die 173 miljard zijn de belastingen, maar daar moet je eigenlijk de premies bij optellen, die worden immers ook ergens opgehaald, en dan zit je totaal op 285 miljard per jaar.

Wie bekostigt dat?

Waar wordt die 285 miljard opgehaald? Ik maak daarbij onderscheid tussen kapitaalbezitters versus werkenden. Hoeveel dragen werkenden bij aan de publieke zaak en hoeveel dragen vermogenden en bedrijven bij?

Ik heb het opgeteld:

  • 162 miljard wordt opgehaald bij werkenden: de loon- en inkomstenbelasting, en de premies.
  • En 32 miljard bij kapitaalbezitters: de vennootschapsbelasting, vermogensbelasting, erfbelasting, dividendbelasting.
  • De rest, 90 miljard, valt moeilijk onder te verdelen tussen werkenden en kapitaalbezitters: de omzetbelasting (53 miljard) bijvoorbeeld en de accijnzen (12 miljard).

Het voorstel voor het afschaffen van de dividendbelasting is onderdeel van een bredere trend: alle belastingen op kapitaal zijn de afgelopen decennia omlaag gegaan: de winstbelasting, de vermogensbelasting, de belasting op erfenissen. Er is als het om belastingen gaat een systematische verschuiving gaande van kapitaal naar arbeid. De verhouding tussen wie wat opbrengt – 162 om 32 miljard – was pakweg 25 jaar geleden minder scheef.

Er is de afgelopen tijd steeds meer bezorgdheid over de lonen die achterblijven, terwijl de winsten stijgen. Zelfs premier Rutte vindt dat de lonen omhoog moeten. Maar het opmerkelijke is: de belastingheffing maakt de verdeling van de koek nog schever, de overheid doet er door de belasting-verdeling als het ware een schepje bovenop door werkenden naar verhouding veel meer te laten betalen dan bedrijven en vermogenden.

Anders gesteld: Belastingpolitiek kan een belangrijke sleutel zijn om de kloof tussen werkenden en kapitaalbezitters te verkleinen. En bij belastingpolitiek gaat het altijd om discussie op twee fronten:

  1. Wie brengt de belastingen op?
  2. Hoe groot mag of moet de publieke zaak eigenlijk zijn, hoeveel geld er nodig is voor het publieke?

Over die tweede vraag wil ik het nu even hebben.

Ik denk dat weinig mensen zich ten volle realiseren hoe belangrijk een goeie en toegankelijke publieke sector (en dus de financiering van de publieke sector) is bij het bestrijden van ongelijkheid. In de publieke ruimte – of het nu letterlijk om pleinen en parken gaat, om onderwijs en zorg of om de bibliotheek – doet de dikte van je portemonnee er niet toe. Ongelijkheidsbestrijding ten top.

Hoe meer en hoe beter het publieke, hoe kleiner het domein waar het inkomen bepalend is.

De collectieve uitgaven bedragen in Nederland 38 procent van het nationaal inkomen. Op een totaal BBP van 760 miljard per jaar wordt er 285 miljard opgehaald aan belastingen en premies voor collectieve uitgaven en sociale voorzieningen. (Even tussendoor, de belastingen worden trouwens in toenemende mate niet gebruikt voor publieke voorzieningen, maar om de staatsschuld af te lossen. Maar dat terzijde).

Is dat veel, 38 procent?

Nee, daarmee zit Nederland onder het Europese gemiddelde. (Alleen in Oost-Europese landen, in Groot-Brittannië, Ierland, Spanje en Cyprus zijn de collectieve uitgaven lager.) Die 38 procent was nog niet zo lang geleden veel hoger. Eind jaren negentig bedroegen de collectieve uitgaven 45 procent van het BBP. Was dat percentage gehandhaafd, dan was er nu jaarlijks 50 miljard euro méér voor al die mooie publieke voorzieningen. En even voor de helderheid: de belastinginkomsten zijn niet afgenomen doordat werkenden minder belasting zijn gaan betalen maar doordat bedrijven en vermogenden minder belasting zijn gaan betalen.

Mythes

Dat de belastingen voor bedrijven de afgelopen decennia zo sterk zijn gedaald heeft alles te maken met economische mythes. Misschien wel de belangrijkste mythe is dat belastingverlaging voor bedrijven goed zou zijn voor de economie en de werkgelegenheid. Dat zeggen werkgevers altijd: geef ons lagere belastingen, dat is goed voor de werkgelegenheid.

Nee dus:

  1. Als bedrijven meer geld overhouden, blijken ze niet te gaan investeren. Ze gebruiken het geld om eigen aandelen op te kopen, voor hogere dividenden of voor overnames. (Voor investeren is afzet nodig, en daarvoor is koopkracht nodig. Tweederde Nederlandse economie is namelijk afhankelijk van de binnenlandse vraag).
  2. Als bedrijven meer geld overhouden, blijken ze niet te gaan investeren. Ze gebruiken het geld om eigen aandelen op te kopen, voor hogere dividenden of voor overnames. (Voor investeren is afzet nodig, en daarvoor is koopkracht nodig. Tweederde Nederlandse economie is namelijk afhankelijk van de binnenlandse vraag).
  3. Een euro besteed door de overheid levert gemiddeld genomen meer werkgelegenheid op dan een euro besteed door de markt. Dat heeft met drie dingen te maken:
  1. De overheid kan sturen op werkgelegenheid, de markt doet dat niet.
  2. De publieke sector bestaat vaker uit diensten en dat is arbeidsintensiever.
  3. Publieke bestedingen vloeien minder weg naar het buitenland.

Wie de belastingverlaging voor bedrijven aan wil pakken zal dit soort mythes telkens onderuit moeten halen.

Het voorstel voor afschaffing van de dividendbelasting staat niet op zichzelf, het is eigenlijk een ultiem voorbeeld van de toegenomen invloed van kapitaalbezitters en grote bedrijven.

Oplossingen

Over die trend: de groeiende kloof tussen arbeid en kapitaal, maakte ik dit voorjaar een serie voor De Groene Amsterdammer. Als je die serie terugleest word je warempel een beetje vrolijk. De publieke opinie is namelijk de afgelopen maanden echt al veranderd. Daar waar ik toen nog het idee had dat ik moest bewíjzen dat werkenden een kleiner deel van de koek krijgen en vermogenden en bedrijven zich een groter deel toe-eigenen, wordt dat inmiddels als feit beschouwd.

Dat betekent dat we het kunnen gaan hebben over de oplossingen.

Even tussendoor:

Wie heeft gisteren het FD gelezen?

Het is een beetje een te lang en technisch verhaal voor nu maar het komt erop neer dat werkgeversorganisatie VNO een onderzoek heeft betaald om de AIQ ter discussie te stellen. De AIQ is de maat waaruit blijkt dat werkenden een steeds kleiner deel van de koek krijgen. Erg komisch, want datzelfde VNO heeft vroeger heel lang de AIQ gebruikt om te bewijzen dat werkenden juist teveel krijgen. Nu dezelfde AIQ sterk is gedaald, deugt de maat opeens niet meer.

Maar nu naar de oplossingen.

Aan welke knoppen kun je draaien om iets te doen aan de toenemende kloof? Het gaat dan zowel over het verbeteren van de machtspositie en de beloning van werkenden, als om het verminderen van de macht en de beloning van kapitaal en grote bedrijven. Bij mijn onderzoek voor De Groene kwam ik uit op elf sleutels. Het gaat om een heel breed palet, er is niet zoiets als één gouden sleutel.

Ik noem er een paar:

  • Bestrijden flexwerk: flex vermindert de onderhandelingspositie van zowel de flexkrachten als de vaste krachten – die laatsten durven immers ook minder eisen te stellen uit angst vervangen te worden door een flexkracht.
  • Weer regels invoeren voor kapitaalverkeer, en voor het financieel handelen van bedrijven. Zolang geld zo makkelijk de wereld over kan flitsen is het voor bedrijven al gauw lucratiever om hun geld te gebruiken voor financiële windhandel dan om het te investeren in echte productie.
  • Betere sociale zekerheid, dat zal de onderhandelingspositie van werkenden enorm vergroten: dan heb je iets om op terug te vallen en hoef je niet akkoord te gaan met slechte beloning of slechte arbeidsomstandigheden.
  • De overheid kan een trend zetten door eerlijk aan te besteden, door het flexwerk bij de overheid te verminderen en de lonen te verhogen.
  • De vermogensaanwasdeling, wie kent ‘m nog? Bij een overwinst van meer dan X procent moeten bedrijven geld in een fonds storten, een fonds dat in bezit is van alle werkenden in Nederland. Voordeel voor werkenden: iedereen profiteert, niet alleen de mensen die bij een bedrijf werken waar het uitzonderlijk goed mee gaat.
  • En de belastingpolitiek natuurlijk, maar daarover heb ik het al genoeg gehad.

Het helpt om goede voorstellen te hebben, maar het gebeurt allemaal pas als er grote druk komt vanuit de samenleving.

De dividendbelasting kan daarvoor een enorme katalysator zijn.

Een katalysator om publieke steun te mobiliseren.

Een katalysator om de oneerlijkheid van de huidige belasting-verdeling aan de kaak te stellen.

En een katalysator om mythes over belastingen en bedrijven onderuit halen

Tot slot

Voor heel veel verbeteringen heb je andere partijen nodig:

De politiek: die besluit over belastingen, over sociale zekerheid, over regels voor het kapitaalverkeer en regels voor aandeelhouders.

Werkgevers: die akkoord moeten gaan met loonsverhoging, minder flexwerk, een vermogensaanwasdeling.

Maar een belangrijke sleutel heb je zelf in de hand, als vakbeweging. En die wordt veel te weinig gebruikt.

Dat is de macht die de vakbeweging en werkenden hebben in pensioenfondsen. Pensioenfondsen bezitten op het moment 1400 miljard euro, ondermeer in de vorm van aandelen van bedrijven. Vakbonden hebben de helft van de zeggenschap in die pensioenfondsen. Gebruik dat geld, gebruik die macht. Zorg dat de bedrijven waar je aandelen van hebt zich sociaal gaan gedragen. En zorg dat je je via die pensioenfondsen in ieder geval niet zelf bezondigt aan financiële windhandel, aan hedgefunds, of aan bedrijven die gericht zijn op belastingontduiking.

Ook daar is nog een wereld te winnen!

Kortom, samenvattend:

  • Voor een socialer Nederland (en Europa) is belastingpolitiek essentieel.
  • De huidige manier waarop de belastingen en premies verdeeld zijn, is uitermate scheef en is de afgelopen decennia veel schever geworden.
  • Het is een mythe dat belastingen voor bedrijven slecht zijn voor economie en werkgelegenheid.
  • De collectieve uitgaven in Nederland zijn niet hoog én steeds meer opgebracht door werkenden.
  • Het voorstel voor afschaffing van de dividendbelasting is een ultiem voorbeeld van de toegenomen macht en invloed van grote bedrijven.
  • Om de balans tussen werkenden enerzijds en geld en bedrijven anderzijds te herstellen, moet en kan je aan heel veel knoppen draaien.
  • Maar dat gebeurt alleen als er grote druk komt vanuit de samenleving.